....................Het PoeriemVrouwtje telt en is druk...

In dit Hoofdstuk

 

De Omer
- Ik zag twee Forellen
- De Omertelling. Wat het weten waard is
- Twee Gazellen

De maand Ijar
- Wat te vieren en herdenken
- Ik zag twee Reigers
- Wat te vieren en herdenken
, vervolg
- Waar was de Kotel gebleven?
---
Een Geschiedenis
- Het PoeriemVrouwtje is weer terug na Laĝ Ba’omer
---
Een lieve brief
- Jom Jeroesjalajiem
- Toen wij uit Slavenland vertrokken

 

Toppie
De Omertelling. Wat het weten waard is
Nou vraag ik jullie: kunnen forellen tellen? Dagen en weken? Waarom zouden ze dat doen?
 

Het is 15 Niesan.
Het is de eerste dag Pesach. Eindelijk, eindelijk vertrekt het Joodse volk uit Egypte. Waar gaat het bevrijde volk naar toe?
Naar het door G.d beloofde joodse land. Naar Erets Jisraeel.

Maar eerst moeten wij nog langs de berg Sinai. Zo heeft G.d met Mosje afgesproken. Om ons paspoort op te halen. Want zonder paspoort mogen wij het joodse land niet in.

Paspoort?!
Ja! Want zo kan je de Tora beschouwen. En die Tora gaan wij bij de berg Sinai van G.d ontvangen. Hoera!!!

‘Zijn wij er al?’ vroegen de kinderen. ‘Hoeveel weken en hoeveel dagen duurt het nog tot wij bij de Sinai zijn en G.ds Tora gaan krijgen?’

Ja, wij telden de dagen, de weken. Tot:

6  Siewan. Want toen gaf G.d  ons de Tien Geboden vanaf de berg Sinaj. Het was de dag van Sjawoe’ot, het Wekenfeest.

De tijd tussen de eerste dag Pesach - dus de dag dat wij uit Egypte trokken  -  en de eerste dag van Sjawoe’ot - dus de dag dat G.d ons de Tora gaf - wordt Omertijd genoemd. Zeven weken; negenenveertig dagen.

Die dagen worden door ons geteld. Iedere dag weer. Iedere dag één dag meer. Dat noemen wij Omertellen en die periode heet, zoals gezegd, OmerTijd.

Beginnend  op de tweede dag Pesach tellen wij 15 dagen in de maand Niesan,
29 dagen in de maand Ijar - dat is, nogal logisch, de hele maand Ijar - en dan nog eens
5 dagen in de maand Siewan. Bij elkaar dus 49 dagen oftewel 7 weken.

Toppie

Toppie
De maand Ijar
Wat is er allemaal in deze maand te vieren of te gedenken?
Hier heb je een kort overzicht van de bijzondere dagen in de maand Ijar.
*

5 Ijar - Jom Ha’atsma’oet
Israels nationale feestdag. Op deze dag werd in 1948 de staat Israel uitgeroepen. In Israel natuurlijk, maar ook buiten Israel, wordt deze dag gevierd. Met een speciale sjoeldienst en overal feesten.

De dag vóór Jom Ha’atsma’oet worden de soldaten en burgers herdacht die in de oorlogen die Israel moest voeren, de dood vonden. Ook de slachtoffers van terreur-aanvallen worden herdacht.

Deze dag van herdenking heet Jom Hazikaron.

Toppie
Toppie
De maand Ijar, vervolg
*

14 Ijar - Pesach Sjeenie
Vroeger, in de tijd van de Tempel, brachten wij op 14 Niesan het Pesachoffer. ’s Avonds bij de Seider aten wij het vlees ervan op.

Als iemand het Pesachoffer niet op 14 Niesan had kunnen brengen, om speciale redenen, moest hij het een maand later, op 14 Ijar brengen. Die dag heet daarom Pesach Sjeenie, het Tweede Pesachfeest.

Het leert ons dat je altijd de kans krijgt om goed te maken wat je hebt gemist!

*

18 Ijar - Laĝ Ba’omer
De tijd tussen Pesach en Sjawoe’ot (Wekenfeest) - de Omertijd dus - herinnert aan verschillende treurige gebeurtenissen in de Joodse geschiedenis.

De vreugde is in die dagen dan ook getemperd. Vooral denken wij dan aan de epidemie, een ziekte waardoor veel leerlingen van de beroemde Rabbi Akiwa stierven. Dat gebeurde ongeveer 1800 jaar geleden. Deze sterfte eindigde op Laĝ Ba’omer, de 33ste dag van deze periode.

Daarom is dit een vreugdevolle dag. Met vreugdevuren en optochten. Veel bruidsparen trouwen op deze dag. Mazzeltov!

Het PoeriemVrouwtje schrijft straks in een lieve brief nog meer over deze bijzondere dag en wat zij in het dorpje Meron meemaakte.

*
28 Ijar - Jom Jeroesjalajiem
In 1967 werd de stad Jeruzalem herenigd. Het werd toen eindelijk weer mogelijk om bij de Kotel (= de Klaagmuur) te komen, de Westelijke Muur, de enige muur die overbleef van de Tweede Tempel, die bijna tweeduizend jaar geleden werd verwoest. Lees verderop meer over deze bijzondere dag.
Toppie

Waar was de Kotel gebleven?

Een geschiedenis
 

In 1948 werd de staat Israel gesticht. Met Jeroesjalajiem (Jeruzalem) als hoofdstad. Vanzelfsprekend, want deze stad was ook vroeger de hoofdstad geweest van het Joodse land. Daar had koning David alles voorbereid om de Eerste Tempel te bouwen. Maar niet hij, maar zijn zoon Sjelomo Hamèlech (= koning Salomo) had van G.d toestemming gekregen de Tempel te bouwen.

Na 410 jaar werd deze prachtige, opperheilige Tempel door de Babyloniers verwoest.

Op dezelfde plek stond later de Tweede Tempel, 420 jaar lang. Wat er toen gebeurde? Het waren nu de Romeinen die de Tempel verwoestten. Nu bijna  2000 jaar geleden. Alleen de westelijke muur van die prachtige Tempel werd niet verwoest. Maar hij was wel jarenlang verdwenen. Hoe dat kan? Een muur kan toch niet zomaar verdwijnen? En hoe kwam die dan weer terug? Om dat te begrijpen moet je even verder lezen.

Toen Titus, de wrede opperbevelhebber van het Romeinse leger, Jeroesjalajiem had veroverd, gaf hij zijn vier generaals opdracht de vier Tempelmuren af te breken, omver te halen. Iedere generaal één muur. Drie generaals volgden het bevel op. Maar de vierde generaal, dat was de generaal die de opdracht had gekregen de westelijke Tempelmuur omver te halen, deed dat niet.

Titus liet die generaal bij zich brengen.
- 'Waarom heb jij mijn opdracht niet uitgevoerd?'
- ‘Ik zweer bij het leven van de keizer, dat  het voor de eer van Rome was!’
- ‘Wat bedoel je?'
- ‘Als ik ook de laatste muur had verwoest, zouden de mensen later helemaal niet weten wat voor  een bijzonder heiligdom de Tempel was geweest. En de mensen zouden dan ook niet weten wat een geweldige overwinnaar u was. Daarom, juist om u te eren, heb ik de muur heb laten staan!”

En zo bleef de Kotel Hama’arawie, de Westelijke Muur, bestaan. En elk jaar opnieuw kwamen de Joden op Tisj’a Be’av - de dag van de verwoesting van de Tempel - naar de Kotel  om hun hart uit te storten. Om G.d te smeken de Tempel, het Beet Hamikdasj, te herbouwen en alle Joden uit de hele wereld weer naar het Joodse land terug te brengen.

Dat was natuurlijk tegen de zin van de Romeinse overheersers. Die gaven daarom bevel de muur in brand te steken. Maar dat lukte niet, want het vuur kon de geweldige stenen niet aantasten.

De Romeinen kwamen nu met een ander idee: Iedereen die in Jeroesjalajim of omgeving woonde, moest zijn afval bij de westelijke muur neergooien. Zo zou na verloop van tijd de muur helemaal met vuilnis overdekt zijn.

Dat gebeurde. De berg afval werd steeds hoger en hoger. En tenslotte was de hele muur onder het vuil verdwenen.

Jaren gingen voorbij. Een Joodse man - laten wij hem Chaim noemen - kwam van verre naar Jeruzalem om bij de Kotel zijn hart uit te storten. Hij liep door de straten van de stad maar hij kon nergens de muur vinden.

Chaim informeerde bij de inwoners: ‘Waar is de westelijke muur?' Maar zij trokken hun schouders op en verklaarden dat zij nog nooit een bijzondere muur hadden gezien. Chaim gaf de hoop niet op. Dag en nacht liep hij door de straten, op zoek naar de muur.

Op een dag kwam hij bij een enorme vuilnisbelt. Hij zag een oud vrouwtje aankomen met een zware zak op haar rug. Om de paar stappen stopte zij om uit te rusten.

- ‘Waar komt u vandaan', vroeg Chaim, ‘en wat draagt u daar?'
- 'Ik kom van een dorp hier in de buurt en breng mijn vuilnis hier naar toe.'
- 'Hebt u daarvoor dan geen geschikte plek in uw dorp?'
- 'U bent zeker een vreemdeling, meneer. Het is een oude gewoonte om onze rommel hier naar toe te brengen.'
- 'Waarom?'
- 'Omdat hier eens een muur stond die voor de Joden heilig was. Een overblijfsel van hun Tempel. Daarom moesten wij die muur met afval bedekken. Dat is lang geleden al gebeurd. Maar de gewoonte is gebleven.'

Nu begreep Chaim het. Hier, hier onder het vuil, lag de Kotel verborgen!

Tranen, tranen. 'Ik ga hier pas weg als ik het afval heb verwijderd en de Westelijke Muur weer zichtbaar zal zijn.'

Chaim ging naar de stad terug. 'Hoor! Hoor! Ze zeggen dat er een schat onder de vuilnisbelt ligt begraven,' riep hij iedereen toe.  In een ommezien kwamen van alle kanten mensen met scheppen en emmers aanlopen. Zij begonnen te graven en nog dezelfde dag werden de eerste stenen van de Kotel zichtbaar.

De zon ging onder. De mensen gingen naar huis om na een dag hard werken uit te rusten. Alleen één man bleef achter: Chaim. Hij kuste de stenen van de muur. Opnieuw tranen, tranen; dat kan je wel begrijpen. Toen nam hij wat gouden munten en verstopte die tussen het vuil…

De zon was nauwelijks op toen de heuvel weer vol mensen was. Plotseling werd er opgewonden geroepen: 'Een gouden munt! En nog een! En nog een!'

Veertig dagen lang bleven de inwoners van Jeruzalem doorgraven. Het kostte Chaim al zijn geld. Maar tenslotte was de Westelijke Muur, de Kotel, weer zichtbaar geworden!

Daarna begon het ontzettend te waaien, te stormen. En te stortregenen. Drie dagen en drie nachten lang. Al het vuil op de Kotel werd weggewassen. Een indrukwekkende, majestueuze muur van grote goudgele stenen, dat was wat de mensen toen zagen…

Bedankt Chaim!!!!!

Toppie
Het PoeriemVrouwtje is weer terug na Laĝ Ba 'Omer
Een lieve brief
 

Dag lieve kinderen!

Daar ben ik weer! Terug van vakantie! Terug uit Israel waar mijn man en ik een maand zijn geweest. Het was heerlijk! Geweldig! Zalig!!!

Met Laĝ Ba’omer, dat is op 18 Ijar, waren wij naar Meron. Daar zijn de beroemde Rabbi Sjim’on bar Jochai - het is die dag zijn sterfdag - en zijn zoon begraven. Maar wij waren er niet alleen hoor. Oh nee! Want er waren nog 200.000 andere mensen gekomen. Dus met ons mee waren het er 200.002!

Oude mensen zag je er en jonge kinderen en zelfs babies. Het was zò leuk, zò leuk! Er werd gezongen en gedanst. Jongetjes van drie jaar oud werden voor de eerste keer geknipt, behalve hun haarlokjes - de pijes. Er werd gedawend en Tora geleerd. Uit de Misjna. Uit de Ĝemara. En ook uit het boek de Zohar. Vanzelfsprekend eigenlijk. Want de Zohar is het beroemde boek dat die Rabbi Sjim’on bar Jochai 1800 jaar geleden heeft geschreven. Als je uit de Zohar leert, kan je G.d met nòg meer plezier en enthousiasme dienen.

Eigenlijk zou ik jullie nog veel meer over Laĝ Ba’omer en de Rasjbi (zo wordt de naam Rabbi Sjim’on bar Jochai soms afgekort) kunnen vertellen, maar dat doe ik hier nu niet. Want er zijn zoveel andere dingen die ik jullie nu wil vertellen.

Er waren die dag overal in het land optochten. In de grote steden. En in de kleinere plaatsen. Met schitterende praalwagens over Sjabbat, over liefdadigheid, over Tora leren. Prachtig! Prachtig! Er waren kamelen. Je kon op pony’s rijden. En ergens waren zelfs olifanten!

De kranten schreven dat er 300.000 - spreek uit: driehonderdduizend - kinderen hadden meegedaan. In Israel. Maar ook buiten Israel waren er parades op Laĝ Ba’omer. In Europa, in Azië, in Afrika, in Amerika en in Australië. In de hele wereld dus. Behalve op de Noordpool en de Zuidpool. Grapje! Ha ha!

Hoeveel kinderen denk je dat er alles bij elkaar hebben meegedaan? Dat raden jullie nooit! Bij elkaar waren het er 500.000 – spreek uit: een half miljoen! Geweldig hè? Een half miljoen kinderen die op een en dezelfde dag demonstreerden voor Tora en Traditie. Ongelooflijk!

Ach lieve kinderen. Ik ben toch zò moe van deze vakantie geworden… Naar Meron, naar Tsefat, naar Tewerja (= Teberias). Genieten van het uitzicht vanaf de berg Karmel in Haifa. Shoppen in Tel Aviv.

Naar de graven van de aartsvaders en aartsmoeders in Chevron (= Hebron)!  Zwemmen met de dolfijnen in Eilat.

Ik ben echt wéér aan vakantie toe… Laat ik maar gauw mijn reisbureau bellen.
Tot ziens dus maar weer!! Dááág!

Jullie PoeriemVrouwtje

Toppie
Jom Jeroesjalajim
 

Op woensdag 28 Ijar 5727 – 7 juni 1967 werd tijdens de Zesdaagse Oorlog de Oude Stad van Jeroesjalajim door Tsahal, het leger van Israel heroverd. Ook de Kotel, de muur die was overgebleven van de verwoeste Tweede Tempel, was weer in Joodse handen teruggekeerd. Sindsdien wordt deze dag als Jom Jeroesjalajim gevierd.

In die Zesdaagse Oorlog van 1967 zijn veel wonderen gebeurd. Niet alleen de mensen in de straat en soldaten die toch al in G.d geloofden, spraken daarover. Ook mensen die dachten dat G.d tegenwoordig géén wonderen meer doet, raakten er niet over uitgepraat. Zelfs de toenmalige opperbevelhebber van het Israëlische leger, generaal Jitschak Rabin en de minister van defensie, generaal Mosje Dajan, verklaarden: Niet in de eerste plaats door òns is de oorlog gewonnen. Mee’eet Ha’sjeem hajeta zot - de wonderbaarlijke overwinning van het Israëlische leger is in de allereerste plaats aan G.d te danken!' En wie kon dit beter weten dan zij?!

Sinds die Zesdaagse Oorlog zijn veel mensen gaan nadenken. Zij hadden door de verschrikkelijke Tweede Wereldoorlog hun geloof en vertrouwen in G.d verloren. Of zij waren gaan twijfelen.

Maar door de wonderen van 1967 kwam hun geloof in G.d weer terug. Zij gingen weer een heleboel Joodse dingen doen waar ze eerder mee waren gestopt. En zo komt het dat er sindsdien in Israel - en ook in andere landen in de wereld - veel meer mensen naar sjoel gaan. En dat er zoveel nieuwe je’sjiewot, Joodse Tora-scholen, voor jongens en meisjes zijn bijgekomen.

En in Nederland? Is er in Nederland ook iets is veranderd sinds de Zesdaagse Oorlog? Nou en of! Heel veel mensen die nú in sjoel komen, gingen vóór 1967 niet. En in heel veel jonge gezinnen begonnen de ouders de vrijdagavond te vieren. Moeders (en vaak ook de meisjes vanaf drie jaar) gingen Sjabbatkaarsen aansteken en vaders gingen op vrijdagavond Kiddoesj en Hamo’tsie maken, met wijn en challes.

Dat zijn allemaal redenen om Jom Jeroesjalajim niet zomaar met een liedje en een dansje te vieren, met een hapje en een drankje. Nee, deze dag moeten wij vieren met een heel diep gevoel van dankbaarheid!

Toppie
               

Scroll & Roll naar boven en maak je keuze...

 
 
 
 
 
Tekst & Afb. PoeriemVrouwtje © Rabbijn Ing. I. Vorst 5772-5773 – Design & Lay Out © Elveaa 2012-2013